Brief aan Dr. P. Kamphuis

Geachte Heer Kamphuis,

Van  Lkol b.d. Wil Patist, van Vomi Nederland, vernam ik dat u van hem een DVD-kopie had ontvangen van de uitzending van het programma  van de NCRV “Altijd Wat” op 25 Oktober j. l.  Hierin  werd aandacht  besteed aan de kwestie Rawah Gedeh.  Ik meen dat het hebben van deze DVD-kopie zonder ervan op de hoogte te zijn hoe de uitzending tot stand is gekomen en wat het voorspel is geweest om tot de uitzending te komen, u  een incomplete informatie zou geven. Vandaar het onderstaande ter completering

In mei 2009  had mevrouw Yfke Nijland van de NCRV me al eens gevraagd mijn belevenissen  als 3-9 RI-er eens te komen vertellen, hetgeen ik toen heb afgewezen. Dit deed ik omdat ik a. geen zin had om in een TV programma te komen en b. ik twijfels had over het feit of  het verhaal dat ik zou kunnen vertellen wel zo zou worden uitgezonden als door mij beoogd. Vervolgens benaderde de journalist van het genoemde programma, Piet de Blaauw, me in september 2011  met hetzelfde verzoek. Ik heb hem toen gevraagd of hij  in een dergelijk programma, als ik hem er van kon overtuigen dat de aantijging in het Pamflet van Wamel op een complot berustte, hij  in het te maken programma zou  willen aantonen, dat wat  3-9 RI  in de schoenen wordt geschoven in het Pamflet van Wamel , onjuist  is. Ik heb hem rechtuit gezegd dat ik mensen in zijn vak niet vertrouwde en bang was voor manipulatie. Echter Gen Maj. b.d. Noordzij, voorzitter van Vomi Nederland, die aanvankelijk ook wantrouwend tegenover de journalist De Blaauw stond ( wij hadden in 2010 al eens met De Blaauw in Bronbeek een gesprek gehad ),  meende nadien dat een gesprek  toch wel zin zou kunnen hebben.

Onze bataljonsarts  Dr. Verhagen is gelukkig nog steeds in leven (ruim 90 jaar oud) en van hem wist ik dat hij niet eerder van de actie Rawah Gedeh had gehoord dan na het verschijnen van de krantenartikelen daarover. Ik stelde  De Blaauw voor dat hij uit de mond van onze dokter zou horen wat bij de staf van 3-9 RI bekend  was over deze actie. Hij was het met mij  eens dat als de dokter hiervan indertijd niet heeft geweten, het Pamflet van Wamel niet op  waarheid kon berusten. Dr. Verhagen  sprak de  bataljonscommandant dagelijks en bezocht eens in de 14 dagen elk van onze ca. 20 kleine posten. Dit aantonen zou 3-9 RI ontlasten van de aantijging die al zo lang voortsleepte en waarover door vele kranten gewoon van elkaar werd overgeschreven zonder een onderzoek te doen. Na het gesprek  met  Dr. Verhagen , waar ook de heer Patist bij was, beloofde  De Blaauw op erewoord en handslag dat hij ervan overtuigd was, dat het Pamflet van Wamel  niet juist was en hij zou het programma daarop baseren.

Ik heb geëist dat ik de opnamen eerst zou mogen zien alvorens het zou worden uitgezonden.  Op 22 oktober heb ik samen met de heer Patist en collega Dick van der Sluis van 3-9 RI de DVD van de geplande uitzending bekeken en heb meteen gesteld dat ik het er niet mee eens was.  Van het in Sneek opgenomen gesprek, waarbij  ik meerdere feiten heb genoemd die de aantijging weerleggen, was juist hetgeen in mijn ogen essentieel was, weggelaten. Ook was er geen sprake van geweest dat mevrouw S. Scagliola, mevrouw L. Zegveld en onze voormalige ambassadeur in Jakarta hierin ook een rol zouden spelen.

 Ik was van mening dat  De Blaauw zijn eigen agenda had gevolgd en niet had gedaan wat hij had beloofd.  Het verhaal van Dr. Verhagen over zijn telefoongesprek met een man van 3-9 RI, die hem had bevestigd dat bij een actie onder leiding van het KNIL en de KST in een periode vóór 9 Dec. 47  ca 120 slachtoffers zouden zijn gemaakt en hij daar in opdracht van  een KNIL officier mede debet aan was, is door De Blaauw breed uitgesponnen.  Het werd in feite juist een “hot item” in deze uitzending. Dr. Verhagen had dit verhaal pas van mij  gehoord in het gesprek  enkele weken daarvoor in Dinxperlo. Vóór dit gesprek was dit ook bij Dr. Verhagen onbekend en daarom heeft hij later een bevestiging aan de betreffende man gevraagd. Mijn wetenschap erover dateerde ook pas van recente datum. Het was me ter ore gekomen dat bewuste man enige jaren terug op een reünie een dergelijk verhaal had verteld en dat was  toen door mijn zegsman als een “indianen verhaal” beschouwd.  Op een reünie worden verhalen soms steeds wilder.

Toen ik er echter van hoorde meende ik, dat dit een verklaring  zou kunnen zijn voor de beschuldiging aan 3-9 RI voor de actie  op 9 december 1947 en wilde ik de betreffende man spreken. Hij bleek terminaal ziek te zijn en nog maar een paar maanden “te hebben”. Hij bevestigde wel  dat wat hij eerder had beweerd ook daadwerkelijk was gebeurd bij een heel grote actie onder leiding van  het KNIL en NIET op 9 Dec. ’47.  Ik heb naar aanleiding  van deze verklaring een bezoek gebracht aan Drs. Scholtens in Oude Pekela en hem voorgelegd  wat er gebeurd zou zijn  vóór 9 december 1947. Drs Scholtens heeft een  zeer zorgvuldig onderzoek gedaan en noemde het  kortweg “onzin”.

Ook  Piet de Blaauw heb ik geïnformeerd over dit verhaal want dat zou hem helpen aan te tonen dat op 9 december 1947 dus niet was gebeurd wat 3-9 RI in de schoenen wordt geschoven. De Blaauw heeft echter juist dat deel als hoofdthema gebruikt en zijn belofte niet waargemaakt. Ik was zeer teleurgesteld en was tegen de uitzending. Maar in het gesprek daarna is ,na beloofde wijzigingen, besloten toch in  te stemmen met de uitzending hiervan. De heer Patist was van mening – overigens ook niet wetende dat er meerdere mensen in de uitzending het woord zouden voeren – “beter iets dan niets” en heb ik me daarbij neergelegd.

Zaterdagmorgen  vóór de uitzending heb ik toch  Piet de Blaauw gebeld en gezegd dat ik de uitzending toch niet door wilde laten gaan omdat hij zijn belofte niet had gehouden. Na opnieuw ruggespraak met de heer Patist ben ik, op aanraden van hem, toch maar akkoord gegaan. Na de uitzending bleek dat hij ook de aan mij beloofde wijziging niet had aangebracht.

 Ik had voor de uitzending een leidraad samengesteld en heb de argumenten, daarin genoemd, in het gesprek met hem bij de opnamen gebruikt. Hij heeft uit dit bijna 4 uren durende gesprek (compleet opgenomen) alleen dat gebruikt wat hem goed uitkwam en onze afspraak, onder erewoord  bevestigd, aan zijn laars gelapt. Ik stuur u deze leidraad samen met eerder door mij geschreven geschriften en bewijzen over de zaak Rawah  Gedeh. Mogelijk komen deze bijlagen in diverse mails tot u. Dit is slechts een fractie van hetgeen ik over deze zaak in mijn pc heb opgeslagen . De aanklacht schreef ik al enkele jaren terug voor de veteranenbladen, maar is toen alleen geplaatst in het regionale “Soerat Kabar” van VIM Groningen, onderdeel van de FIM.

Ik hoop dat u bovenstaande en de bijlagen ,die volgen ,een plaats krijgen in  de archieven van uw instituut en heb er uiteraard geen bezwaar tegen dat u deze gegevens, waar dan en bij welke gelegenheid dan ook, gebruikt naar eigen goeddunken. Mijn  enig doel is , dat de werkelijke gang van zaken betreffende 9 Dec. ’47  zijn vastgelegd in een officieel archief. Nog een paar jaar en er zal niemand zijn die 9 Dec. ’47  daadwerkelijk heeft meegemaakt. Ik dank u bij  voorbaat voor uw medewerking en blijf beschikbaar voor verdere vragen .

Hoogachtend. F.H.Dijkstra ( oud  dpl. sergeant inl. dienst 3-9 R.I.)