WAAROM DEZE WEBSITE?

Al meer dan 20 jaar ben ik bezig aan te tonen, dat de aantijging tegen mijn bataljon 3-9 R.I. over wat er op 9 december 1947 in Rawah Gedeh zou zijn gebeurd, een valse beschuldiging is. Die luidt namelijk dat op die datum de gehele mannelijke bevolking (431 man) zou zijn vermoord. Aanvankelijk luidde de beschuldiging dat het 431 mannen, VROUWEN EN KINDEREN zouden zijn. Nadien werden de vrouwen en kinderen eruit weggelaten. In het officiële rapport van de Commissie van Goede Diensten, dat kort na 9 december werd uitgebracht, staat dat er een tiental mannen waren gedood en dat van vrouwen en kinderen geen sprake was . Het getal van 431 wordt in dat rapport ontkend. Rawah Gedeh was, zo staat ook in dat rapport, maar een kleine kampong. Er woonden niet eens zoveel mannen. Nochtans wordt dit getal steeds gehanteerd. Ik ben intussen de 90 gepasseerd en denk dat het wijs is om mijn strijd tegen deze aantijging te ondersteunen met een website, waarin ik met een aantal feiten bewijs dat de beschuldiging over het voorval op 9 december ’47 vals is en ook waarom.

Ik wil dit doen door naast mijn betoog telkens te verwijzen naar bijlagen. Deze bijlagen geven weer wat ik in de loop van ca. 20 jaar erover schreef en meemaakte. Ik bestrijd niet dat er, zoals in elke oorlog, ook in Indië aan beide kanten foute dingen zijn gebeurd. Die oorlog was überhaupt fout en had ook nooit mogen plaatsvinden.

Als het over de jaren ‘45-‘50 in Indonesië gaat, wordt altijd gesproken over politionele acties. Dit was bedacht door minister Van Kleffens om voor het wereldtoneel het woord oorlog te vermijden. Het was echter wél een oorlog waarin wij terecht kwamen en bovendien een guerrillaoorlog.

Duidelijkheid

Ik besef er rekening mee te moeten houden dat niet iedereen een ingewijde is. Ik spreek over iets van 70 jaar terug. Op scholen wordt bij geschiedenisles het conflict met Indonesië vermeden of summier behandeld. Mijn kleinzoon kwam eens thuis met de boodschap: “we krijgen geschiedenis- proefwerk. Het gaat over de periode van na de eerste wereld oorlog tot er met de tweede wereldoorlog. De jaren 1945-1950 in Indonesië hoeven er niet bij”. Een schrijfster, die werkte aan een boek over de belevenissen van haar vader, die als marinier diende in de periode waar ik over spreek, gaf me de raad vooral uitleg te geven. En om die niet te lang te maken geef ik aan wat ons destijds bekend was over de naoorlogse plannen. De lezer kan tegenwoordig op Google alles over alles vinden. Wij moesten het doen met wat ons van de schoollessen over Indië was bij gebleven en wat er tijdens de oorlogsjaren aan nieuws over de Pacific was doorgesijpeld. De tegenstrijdige berichtgeving in 1945 over wat er in onze kolonie was gebeurd en nog gebeurde gaf ook niet veel houvast. Het Indonesië van nu, zo wisten wij, was toen als Nederlands Oost Indië een kolonie van Nederland. Niet alleen Nederland, ook Engeland, Frankrijk, Portugal en België hadden koloniën. In die tijd werd het hebben van koloniën over het algemeen geaccepteerd. Mijn kennis ging ook niet veel verder dan wat ik op de schoolplaat in de lagere school ervan had gezien en wat de meester er over vertelde en dat was bitter weinig. Wel had ik de boeken” RUBBER” en ”KOELI” van Skékely- Lulofs gelezen. Van Multatuli’s “MAX HAVELAAR“ zat alleen de “TOESPRAAK TOT DE HOOFDEN VAN LEBAK” nog in mijn geheugen. Ik had geen hoge dunk van hoe het in “Ons Indië” reilde en zeilde.

Japanse overval

Op 7 december 1941 werd de Amerikaanse marine basis Pearl Harbor door Japan zo goed als vernietigd. Amerika verklaarde hierop de oorlog aan Japan waarna Nederland volgde. De Japanners hadden het plan om Nederlands Indië op 1 Maart 1942 aan te vallen. De Nederlandse vloot onder commando van Admiraal Doorman werd bij de slag in de Javazee door de Japanse overmacht verslagen. De Japanners landden op 28 Februari op Java. De strijd op Java duurde maar kort. Op 8 Maart moest het Koninklijke Indische Leger zich gewonnen geven. Heel Nederlands Oost-Indië werd bezet. Koningin Wilhelmina hield op 7 December 1942 een rede waarin zij bekend maakte dat na de overwinning op Japan de verhouding met onze kolonie op een andere leest zou worden geschoeid.

Japanse capitulatie

Toen Japan in 1945, na het vallen van twee atoombommen inderdaad capituleerde, konden Wilhelmina’s woorden in praktijk worden gebracht. Het was ook wel duidelijk dat na de capitulatie van Duitsland en Japan de wereld er heel anders uit zou gaan zien. Als Duitsland en Japan zouden hebben gewonnen, zou de halve wereld hun koloniën zijn geweest. De overwinning van de geallieerden had dat voorkomen. Maar wat nu? De voormalige koloniën accepteerden- logischer wijze- niet dat staten, die vijf jaar hadden gevochten om te voorkomen zelf een kolonie te worden, de oude toestand weer wilden herstellen.

Engeland koos een pragmatische oplossing en was in 1945 al voorbereid. Zij voerden geen strijd en sloten meteen overeenkomsten met hun talrijke koloniën. Nederland en de andere genoemde landen hadden daarvoor blijkbaar geen oplossingen bedacht. In 1945 bleek ook dat de Nederlandse politieke partijen daarover sterk van mening verschilden. Het zou te ver voeren om op deze website daarop in te gaan. De geïnteresseerde lezer van nu kan daar legio boeken over raadplegen en ook op het internet is er veel over te vinden.

Opgesloten in kampen

Tijdens de Japanse bezetting werden alle blanken- Nederlanders en Nederlanders van gemengd bloed- in kampen opgesloten. Vrouwen en kinderen apart van de mannen. KNIL militairen werden als krijgsgevangenen over heel Azië te werk gesteld. Zo ook in Birma, het huidige Myanmar, waar zij in grote getale mee moesten werken aan de aanleg van de Birmaspoorweg die het land verbond met buurland Thailand. Deze spoorweg staat nu, door het grote aantal slachtoffers bij de aanleg ervan, bekend als “de dodenspoorweg”. Ook werden veel krijgsgevangenen naar Japan gedeporteerd om in de oorlogsindustrie te werken. Over hoe wreed de Japanners te werk gingen en hoe slecht de kampbewoners werden behandeld zijn legio boeken verschenen.

Naarmate de tijd vorderde en de Japanners aan de verliezende hand raakten, werd ook de inlandse bevolking steeds slechter behandeld en als slaaf gebruikt. Zij werden gedwongen zoveel van hun rijstoogst af te staan dat ze honger leden. De Indische Nationale beweging van Soekarno kon dat blijkbaar niet verhinderen.

Japanse plannen voor Azië

De Japanners lanceerden de leus: “Azië voor de Aziaten” en wilden daarmee haat tegen blanken opwekken. Zij richtten zich vooral op de jeugd. De reeds vóór 1942 bestaande Indische Nationale beweging, die ijverde voor een zelfstandig Indonesië los van Nederland, werd ruim baan gegeven om dat ideaal uit te dragen. Er werden strijdgroepen opgericht, voornamelijk bestaande uit jeugdigen (pemoedas) die door de Japanners- onder de naam Heiho’s – militair werden geschoold. Zij kregen geen vuurwapens maar bamboe speren. Ongewapenden konden daar niets tegen beginnen.

Collaboratie

Om in een goed blaadje te blijven staan bij de Japanners, hadden Soekarno en zijn volgelingen er aan meegewerkt dat er circa 200.000 Indonesiërs als werkslaven over heel Azië werden verdeeld. Van deze ”romushas” zouden volgens gegevens van nu, slechts de helft levend zijn terug gekomen. De leider van de Indische Nationale beweging was Ingenieur Soekarno. Samen met een groep Indonesiërs die in Nederland hadden gestudeerd, vertegenwoordigde hij het Indonesische volk tegenover de Japanse bezetter. De opzet van de beweging was vrijheid, Merdeka! Loskomen van Nederland. Zij meenden dat door samen te werken met de Japanners, dit doel bereikt kon worden. De Nederlandse overheid beschouwde Soekarno als een collaborateur.

Bersiap (wees paraat/ten aanval)

Twee dagen na de Japanse capitulatie op 15 augustus 1945 hadden Soekarno en Mohammed Hatta de onafhankelijkheid en de Indonesische staat uitgeroepen. Er ontstond een machtsvacuüm. Soekarno en de zijnen konden de door de Japanners geïndoctrineerde pemoedas, gewapend met hun bamboe speren, er niet van weerhouden hun haat tegen alles wat blank was bot te vieren. Of ze het wel probeerden is nog steeds een vraag. Het was ook niet duidelijk wie de macht had. De Japanners hielden zich afzijdig. Behalve Soekarno’s beweging waren ook extremistische moslims van de Daroel Islam en communisten actief. Duizenden, vooral vrouwen en kinderen, werden het slachtoffer van moordlustige bendes. Deze trokken door de straten en sleepten hele gezinnen uit hun huizen. Treinen werden tot stoppen gedwongen, de blanke vijand werd eruit gehaald en vermoord. Hun lijken werden in massagraven of putten gegooid. Deze periode kreeg de naam “Bersiap” (Wees paraat/ten aanval). De geallieerden droegen de Japanners op om deze kampen te beschermen. De wrede kampbewakers van voorheen werden dus nu beschermers. Wie zich buiten het kamp waagde was zijn leven niet zeker.

Engelse troepen

De eerste geallieerde troepen, die na de capitulatie van Japan op Java aan land gingen, waren Engelsen. Het betrof een regiment Brits Indiërs, Ghurka’s. Ook zij waren niet bij machte de “pemoedas” in toom te houden. Het was voor de Nederlanders aldaar een vreselijke tijd. Hoe wreed die bendes konden zijn hebben ook Nederlandse soldaten, die in de jaren daarna in handen van de tegenpartij vielen ondervonden. Deze bendes toonden dezelfde wreedheid ook tegen de eigen bevolking als die de kant van de Nederlanders koos. De door Noorse cineasten gemaakte film “Act of Killing”, over de gebeurtenissen in 1965, laat zien hoever dat in Indonesië kan gaan. Voor info over deze film kunt u contact met mij opnemen.

Nederlandse troepen

Vanuit Nederland was inmiddels een contingent vrijwilligers onderweg om de orde en rust te herstellen. De Engelse commandant van het Britse Ghurka regiment, beducht voor het ontstaan van oorlogshandelingen tussen de zojuist uitgeroepen onafhankelijke Indonesische Republiek en Nederland, wilde niet dat deze vrijwilligers aan land kwamen. Deze oorlogsvrijwilligers (OVW-ers) werden voorlopig op Malakka (onderdeel van buurland Maleisië) gestationeerd. Zij verbleven daar enkele maanden. Ook kregen ze daar een gedegen militaire opleiding waar ze later nog veel profijt van zouden hebben. Intussen werden in Nederland dienstplichtigen opgeleid ter versterking van het contigent OVW-ers. Velen van deze dienstplichtigen waren in de oorlog tewerkgesteld geweest in Duitsland, of hadden ondergedoken gezeten. Ook ikzelf hoorde bij die groep en had net als velen eigenlijk andere plannen. We hadden echter geen keus. We kregen een oproep en gingen. Onze opleiding bestond voornamelijk uit lichaamstraining. We mochten bij wijze van oefening éénmaal vijf patronen verschieten. Wat ons van velddienst werd bijgebracht was gebaseerd op oorlogvoering zoals in Europa in de Tweede Wereldoorlog. Van oorlog voeren in de tropen hadden we geen idee. Als “nitwits” werden we ingescheept voor een reis van zo’n vier weken naar Java. Onze opdracht was orde en vrede brengen in Nederlands Oost Indië. Hoe, dat zouden we daar wel leren. Met weinig enthousiasme gingen we aan boord en in Tandjong Priok weer aan wal. Dat we gelegerd werden in een voormalig Jappenkamp verhoogde de stemming niet. Nadat we enkele dagen om ons heen hadden kunnen kijken, zagen we hoe noodzakelijk het was dat er “iets“ gebeurde: Mensen die langs de weg lagen te sterven met als enig kledingstuk een jutezak, waar niemand een hand naar uitstak maar met een bocht om heen liep. Zwervende kinderen in vodden, mager en onder de zweren die zich maar moesten redden. Dit bracht bij ons een grote verandering teweeg, want nu begrepen we waarom we daar waren.

Wie waren wij?

3-9 R.I. was een onderdeel van de 7 December Divisie. Een divisie is een legereenheid van ca. 28.000 man. Wij hoorden bij de eerste groepering die als dienstplichtigen naar Nederlands Indië werden gezonden Om deze toch al zo lange inleiding niet nog langer te maken adviseer ik u op internet op te zoeken: 3-9 R.I. U maakt dan kennis met ons bataljon en leest waar wij in Indië hebben geopereerd. Daarin is ook nog een interview opgenomen, dat ik eens heb gehad met Check Point. (Het blad dat elke veteraan gratis ontvangt.)

Overeenkomst van Linggadjati

Nederland onderhandelde met de republiek over de toekomstige verhouding en stuurde intussen dienstplichtigen als aanvulling op het inmiddels op Java gelegerde contingent OVW-ers. Hierover zijn legio boeken verschenen. Wij wisten bij aankomst op Java dat in Linggadjati (bergdorpje op Java) onderhandelingen werden gevoerd. Ook dat Nederland aanvankelijk niet met Soekarno wilde onderhandelen omdat deze met de Japanners had geheuld. Hoe deze onderhandelingen verliepen was ons onbekend. Wel werden we ervan op de hoogte gesteld dat de republiek de guerrilla oorlog had uitgeroepen. De onderhandelingen liepen dus niet erg vlot. Wat dit allemaal zou inhouden hadden we geen idee over.

Guerrilla oorlog

De leiders van de republiek hadden voor het voeren van een guerrilla een simpele oplossing. Ze gaven het gajes van de samenleving vrij mandaat om de bevolking te pressen voor Merdeka te zijn. Merdeka (Vrijheid) was de leus die op alle openbare gebouwen was te lezen. Rampokkers (rovers) en moordenaars die in 1942 in de gevangenis van Tanggerang (30 km van Batavia, het tegenwoordige Jakarta) waren opgesloten en door de Japanners waren losgelaten, vormden bendes onder het mom van vrijheidsstrijders. Zij konden stelen en roven onder republikeinse vlag. Deels ten behoeve van de bevoorrading van de z.g. TRI (Tentara [leger] Republiek Indonesia) dat zich schuil hield in de bergen. Deze bendes zorgden echter allereerst voor eigen gewin. Zij dwongen de kampongbewoners bruggen en wegen te vernielen waarmee dan werd aangetoond dat de bevolking massaal deelnam aan de guerrilla en zich achter de republiek had geschaard. Het Republikeinse leger is – heel tactisch – een echte grote confrontatie uit de weg gegaan, ook bij de twee z.g. politionele acties. Zij wisten dat zij de internationale politiek aan hun zijde hadden en uiteindelijk aan het langste eind zouden trekken.

In hoeverre het een leger was zijn de meningen verdeeld. Mijn ervaring is dat het bendewezen de hoofdmoot vormde. Klik HIER voor het lezen van mijn notitie “Hoezo geregeld leger”.

Misser

Zoals ik in mijn aanhef al vermeldde wil ik met deze website aantonen , dat de aantijging van het “Commitee Ereschulden Rawah Gedeh” over 9 december 1947 een plan is geweest om een miljard gulden te kunnen eisen. Dat door Nederland vanaf de eerste dag, aan de hand van het rapport de Commissie van Goede Diensten, deze aantijging niet is bestreden, was een ”misser” van de eerste orde. In dat rapport staat duidelijk dat er op 9 december 1947 geen sprake was van 431 mannen, vrouwen en kinderen als slachtoffer. Dit is een lang rapport, HIER kun u lezen wat er over staat. Het complete rapport heb ik ook, maar dat is te lang om in zijn geheel in deze website op te nemen. Wie het wil lezen kan ik het bezorgen.

Onze opdracht

Wij, als het Nederlandse leger (KL) namen het uitroepen van de guerrilla oorlog voor kennisgeving aan. Onze opdracht was het brengen van ”ORDE EN VREDE”. Wij hadden niets tegen de bevolking, dat waren vriendelijke en lieve mensen waarmee we een goede verstandhouding hadden. Lees in dit verband wat een zoon van het kamponghoofd, die vlakbij Rawah Gedeh woonde, een half jaar na de dag van de z.g. Rawah Gedeh moorden aan me schreef. Klik daarvoor HIER.

Aantijging

De beschuldigingen van het “Commitee“ eind 1994 viel ons, als 3-9 R.I. (3e bataljon, 9e regiment Infanterie) rauw op het dak. Terugreizend van een herdenking in Roermond of Schaarsbergen heb ik menigmaal als ik tegen een medeveteraan zei dat ik van 3-9 R.I. was, gehoord: “niet zo best wel” of dergelijke opmerkingen. Als ik dan vertelde hoe dat werkelijk was geweest en wat er achter de aantijging zat werd het anders. Ik noemde dan ook dat in de uitzending van de VARA door Herman Wigbold in 1969 over oorlogsmisdaden met geen woord werd gerept over Rawah Gedeh en dat hij dat zeker niet zou hebben laten liggen als het werkelijk gebeurd was. Dan ging bij hen een licht op. Ik vroeg dan: “Heb je een computer dan stuur ik je de feiten”. Deze website wil ik gebruiken om op een eenvoudige manier informatie te geven met: www.rawahgedeh-feiten.nl

Hoe kwam deze beschuldiging in de wereld?

In 1994 werd in het plaatsje Wamel een pamflet verspreid waarin een militair van 3-9 R.I. wroeging zou betonen over wat er op 9 december 1947 zou zijn gebeurd in de kampong Rawah Gedeh in het Krawangse op West-Java. Nergens is uit gebleken dat de schrijver van het pamflet inderdaad een man van 3-9 R.I. is geweest.

Dit pamflet van Wamel kunt u lezen door HIER te klikken. Mijn reactie daarop volgde in “DE AANKLACHT”, die ik schreef na contacten met dienstkameraden. Dit kunt u lezen als u HIER klikt.

Commitee Ereschulden Rawah Gedeh

In de aanklacht noem ik het “Commitee Ereschulden Rawah Gedeh”. Wie in dit comité zitting hadden kunt u lezen door HIER te klikken. U zult constateren dat de naam Pondaag- de naam die u in verband met deze zaak, samen met advocaat Zegveld steeds op TV en in krantenberichten tegenkomt- hier niet in voor komt. Deze namen duiken pas op nadat het oorspronkelijke actie-comité zijn activiteiten had gestaakt. Dat oorspronkelijke comité nam ook afstand van het optreden van deze heer Pondaag. Dat blijkt uit het mailcontact tussen voorzitter Dr. R. Hutagalung en Dr. Sgagliola (schrijfster van het boek ”Last van Oorlog”). Zij stuurde mij die mails na mijn gesprek met haar in Sneek. In die tijd lag ook Krista van Velzen van de PSP of GROENLINKS, in de clinch met Hans van Baalen van de VVD over deze zaak. Hans van Baalen adviseerde me, per mail, geen aandacht te besteden aan de beschuldiging. Volgens hem werd het comité in Indonesië niet eens erkend. Van Velzen verdween spoorloos van het toneel. Hans van Baalen kreeg later een hoge Indonesische onderscheiding en zweeg verder over deze zaak. De verhalen in kranten en tijdschriften gingen door.

Altijd wat –NCRV

In februari 2010 werd ik benaderd door de journalist Piet de Blaauw van het programma “Altijd wat” van de NCRV. Hij zou willen helpen om aan te tonen wat er werkelijk in Rawah Gedeh was gebeurd. Ik heb daarop contact gezocht met het bestuur van VOMI (Vereniging Oud Militairen Indië) om te overleggen of dit een kans zou geven te weerleggen wat 3-9 R.I. werd aangewreven. VOMI reageerde met: “Laten we met hem overleggen”.

Overleg met VOMI

Voor dit overleg kozen we Bronbeek. (het tehuis voor ex- KNIL militairen in Arnhem) Daar waren aanwezig: van de NCRV Piet de Blaauw met een collerga; van de VOMI Generaal Majoor b.d. L. Noordzij en Lt.Kolonel b.d. W.Patist; van 3-9 R.I. Luitenant b.d. Bromleve (inmiddels overleden), collega sergeant Dick van der Sluis, soldaat Hendriksen (inmiddels overleden en toen vergezeld van zijn zoon omdat hij aan dementie leed) en ik zelf. Verder Drs.Harm Scholtens, historicus verbonden aan de Groninger Universiteit vergezeld van zijn vrouw. Drs.Scholtens heeft een scriptie geschreven van 100 pagina’s over de kwestie Rawah Gedeh. Hij en zijn vrouw hebben een uitgebreid onderzoek verricht. Deze scriptie is in mijn bezit. Hier volgt een citaat.

Drs. H. Scholtens over Rawah Gedeh.

“de actie bij Rawahgedeh begon op 9 december om 5.30 uur en eindigde dezelfde dag om 13.00 uur. Dit betrof weer het voor de buitenwacht onduidelijke onderscheid tussen de actie bij Rawahgedeh en de operatie voor de zuivering van het noordvak van het 3-9 RI.
– het aantal direct na de actie getelde doden bedroeg honderdvijftig. Enige onschuldige personen konden daarnaast ten gevolge van vuurgevechten tussen Nederlandse patrouilles en de andere partij zijn omgekomen.
– acht tot tien huizen brandden af als gevolg van Nederlands mortiervuur.
– er zou geen sprake zijn van executies bij het station. Daar waren hoogstens vijftien en niet zestig man gedood door een Nederlandse patrouille nadat door mensen daarvandaan op hen was geschoten. Ook van een opstellen in rijen was geen sprake.
– onder de doden waren geen vrouwen of kinderen. Het sprak vanzelf dat Nederlandse troepen ook nooit zouden schieten op dorpsbewoners, die bleven rustig op hun plaats. (einde citaat)”

Na het overleg in bronbeek werd besloten niet met Piet de Blaauw in zee te gaan. Unaniem werd getwijfeld aan de beweegredenen van Piet de Blaauw. Dat was indertijd een juiste conclusie zoals later is gebleken. Ik ben daarmee in de praktijk geconfronteerd, zoal u verder op deze website kunt lezen.

Feiten

Een feit is, dat in Rawah Gedeh op 9 Dec 1947 een groep van ca. 20 Daroel Islam strijders werden gedood. Daroel Islam strijders waren mannen die hadden gezworen hun haar niet te zullen laten knippen voor de Nederlanders zouden zijn verdreven. Zij voerden niet alleen strijd tegen de Nederlanders, maar ook tegen de beweging onder leiding van Soekarno omdat die beweging de Islam niet op de eerste plaats stelde. Een paar dagen voor 9 December 1947 waren door deze fanatici, 28 inwoners van Rawah Gedeh met klewangs (slagzwaarden) afgemaakt en in de Tjitaroem (rivier bij Krawang) gegooid. Eén van deze 28 had kans gezien onze post aan de overkant te bereiken. Onze bataljonsarts heeft het leven van deze man kunnen redden. Zijn verhaal was de aanleiding om op 9 december ‘47 de actie te beginnen.

In dit verband wil ik u het volgende niet onthouden. In 2010 is een fotograve, Suzanne Liem, naar Indonesië gegaan om foto’s te maken o.a. over de Rawah Gedeh affaire. Haar foto’s zijn gepubliceerd in het dagblad TROUW met een verhaal erbij over haar gesprekken met inwoonsters van Rawah Gedeh. Ze zegt daarin o.m. dat de vrouwen haar hadden verteld dat de overvallers puntige neuzen hadden en dat ze speurhonden bij zich hadden. Het is bekend dat – toen het Krawangse nog Republikeins gebied was – de TRI daar zware strijd voerde tegen de Daroel Islam. Dat wordt ook in het rapport van de Commissie van. Goede Diensten aangegeven.

Ik weet nog dat Brigade – inlichtingenrapporten melding maakten, dat bij de TRI een Duitser was gesignaleerd met een herdershond. Zoiets vergeet je niet. Zou die in de republikeinse tijd mee hebben gedaan aan de actie van de TRI tegen de Daroel Islam in het Krawangse?

Het Nederlandse leger, noch het KNIL maakte gebruik van speurhonden. Had het bloedbad van R.G. dan een jaar eerder plaatsgevonden in de republikeinse tijd, bij een treffen tussen de TRI. en de Daroel Islam? Want op 9 December 1947 was dat beslist niet het geval. Hoe wreed die onderlinge strijd kan zijn geweest is af te leiden van wat er bekend is over de strijd in Madioen in 1948 en niet te vergeten wat er bekend is van de honderdduizenden slachtoffers die er na de coup van Soeharto 1965 zijn gevallen. Beide een gevolg van een treffen tussen Indonesiërs onderling. Mijn ervaring is (en ik heb daar de bewijzen van), dat het noemen van data, afstanden en getallen door de eenvoudige kampongbewoners, met een korrel zout moet worden genomen. Nu, naar verluidt recent, ook Indonesische historici vragen om opening van zaken over gedragingen van eigen troepen, zou de strijd tussen de TRI en de Daroel Islam in het Krawangse een belangrijk punt kunnen zijn.

Toch een interview

Journalist de Blaauw wilde later toch een uitzending. Nadat hij daarover diverse malen opnieuw contact had gezocht met VOMI kreeg ik van dat bestuur de mededeling dat men de Blaauw toch wel integer achtte en men er wel vertrouwen in had dat hij zich aan afspraken zou houden. Dit zou dan toch een doorbraak kunnen zijn. Het interview en de opname voor “Altijd Wat” ging dus door. Een huizenhoge installatie werd in mijn straat geïnstalleerd. Het interview nam een hele middag in beslag. Mijn voorwaarde was dat ik het laatste woord zou hebben over wel of niet uitzenden. Vóór dat interview schreef ik een richtlijn voor mezelf. Ik noemde dat: “De kwestie Rawah Gedeh nog eens op een rijtje”. Deze notitie kunt u HIER lezen.

Wel of niet uitzenden

Samen met bestuurslid Patist van VOMI en mijn dienstvriend hebben we op een laptop het resultaat kunnen zien. Wat ik al vermoedde bij de opname bleek juist, bij mij thuis ”aap wat heb je mooie jongen” spelen, maar intussen zijn eigen plan uitvoeren. Ik was tegen de uitzending en mijn vriend ook. Patist was er toch voor. ”Beter wat dan niks” meende hij. Wat er nog allemaal is gebeurd en hoe de uitzending tot stand is gekomen kunt u lezen in de uitleg die ik daarover heb gemaild aan Dr. Kamphuis (directeur van het Nederl. Inst. V. Mil. Historie). Klik daarvoor HIER. De heer Patist had n.l. de DVD van de uitzending ook aan Dr. Kamphuis gezonden. Omdat ik niet wilde dat het verhaal zoals door “Altijd Wat” gemaakt, zonder meer in het archief van het NIMH (Nederlands instituut voor militaire historie) terecht zou komen, heb ik Dr.Kamphuis in een uitgebreide mail laten weten hoe deze DVD tot stand was gekomen

Woordbreker

Piet de Blaauw is onbetrouwbaar gebleken, want hij had mij op erewoord, bezegeld met een handdruk, beloofd dat hij een uitzending zou maken, die de beschuldiging aan 3-9 R.I te niet zou doen. Een week na deze uitzending was hij op TV te zien, samen met advocaat Zegveld, in een programma over Zuid Celebes.

Ministerie van defensie

Bij een herdenking in Havelte kwam ik in contact met een officier die zich voorstelde als lid van de Vereniging van Militaire Juristen. Hij wilde graag mijn verhaal over Rawah Gedeh horen. Dit resulteerde in een uitnodiging om in het Ministerie van Defensie, op de jaarvergadering van de Vereniging van Militaire Juristen, mijn verhaal te komen vertellen. Mijn notitie over het bezoek aan het Min. Van Defensie kunt u HIER lezen.

Men vraagt zich af waarom door defensie, na de beschuldigingen in 1994, aan mannen van 3-9 R.I. nooit is gevraagd hoe zij dit beleefd hebben. Zoals in het begin reeds genoemd: aan de hand vanhet rapport van de Commissie van Goede Diensten van januari 1948, had men de beschuldiging gemakkelijk kunnen weerleggen.

De kwestie Zuid Celebes

Het lijkt me nuttig om in dit verband ook de Kwestie Zuid Celebes (Westerling affaire) te noemen. Het verhaal gaat dat onder leiding van de Commandant van het Korps Speciale Troepen, Kapitein Westerling, duizenden slachtoffers zouden zijn gemaakt. Een getal van 40.000 wordt zelfs genoemd. Wat daar van waar is? De Indonesische Vereniging voor Militaire Historie heeft een onderzoek ingesteld en schrijft naar aanleiding daarvan een excuusbrief aan Westerling, waaruit blijkt dat ook in dit geval de Nederlandse burgers verkeerd worden voorgelicht. Deze brief kunt u HIER lezen.

Propaganda

Van 19 februari 2015 tot 3 januari 2016 was in Bronbeek een expositie onder de titel “Oorlog! Van Indië tot Indonesië 1945 – 1950”. Daar ben ik naar toegegaan samen met mijn dienstvriend. Er was daar een foto met als titel “Overval op Rawah Gedeh”, waarin men liet zien hoe een tank en mariniers Rawah Gedeh zouden hebben overvallen. De reinste misleiding, want in 1947 waren er geen mariniers op West Java en Rawah Gedeh kon men met een tank niet bereiken, zelfs niet met een 3 tonner of een brencarrier. RAWAH staat voor moeras en GEDEH staat voor groot.

In deze expositie was ook een pamflet waarop stond: “40.000 SLACHTOFFERS OP ZUID CELEBES.” Ik heb de inrichter van de expositie geschreven en erop gewezen dat ook dit misleiding was en ik de bewijzen daarvan zou kunnen overleggen. Ik kreeg hierop geen antwoord maar 14 dagen later ben ik opnieuw gaan kijken : de foto van Rawah Gedeh én het pamflet over Zuid Celebes waren verwijderd!

Misschien herinnert u zich het krantenbericht waarin stond dat een 94 jarige inwoner van Bronbeek had geëist dat de tentoonstelling zou worden verwijderd, of anders zou hij daar niet langer willen wonen. Nu, hij is bij zijn zoon ingetrokken! Nadien is me gebleken dat deze expositie en ook die daarna kwam, was ingericht door ANTARA/IPPHOS. Antara is het Indonesisch persbureau en Ipphos is de Indonesische pers- en photo service.

Soldaat in Indië

Professor Oostindie van het Kon. Inst. voor Land en Volkenkunde schreef een boek met de titel ”Soldaat in Indonesië” waarbij hij gebruik maakte van notities en dagboekfragmenten van Indiëgangers uit de jaren 1945 – 1950. Ik heb na het lezen van dit boek commentaar hierop geleverd, HIER kunt u dit commentaar lezen en HIER het antwoord van Professor Oostindië aan mij.

Indonesisch onderzoek

Het is mijn bedoeling met deze website op een snelle manier reactie te kunnen geven op vragen en er tevens voor te zorgen dat feiten, meningen en ervaringen bewaard blijven. Het schijnt dat nu ook Indonesische historici vragen om onderzoek naar de handel en wandel van eigen troepen en milities.

Geen wonder, ook al is de film “Act of killing” in Indonesië voor velen een taboe, vooral historici zullen er toch kennis van dragen. Ik hoop dat deze Indonesië historici de kans krijgen dat onderzoek te doen.

Professor Oostindie bepleit met zijn boek “Soldaat in Indonesië” een hernieuwd onderzoek te doen. Ik zou daar voorstander van zijn mits hij daarin ook wil betrekken hoe de toenmalige Nederlandse overheid en legerleiding hebben gehandeld.

Verloren jaren

Mannen die in de crisis van de jaren 20 werden geboren (en die was veel ingrijpender dan die van 2008, groeiden op onder de voortdurende oorlogsdreiging van de jaren 30. Toen in 1940 ook Nederland bezet werd, kon menigeen zijn schoolopleiding niet afmaken en moest onderduiken om te voorkomen als werkslaaf naar Duitsland te worden afgevoerd. Daar kwam nog eens ruim 3 jaar in Ned. Indië bij, met alle risico’s van dien. Klik HIER voor het lezen van één van de wekelijkse verlieslijsten (72 man van 1 tot 8 Januari 1949).

Naoorlogse opvang

Vergeet het: een trap na was de dank! Een voorproefje hiervan ervoer ik al een paar weken na thuiskomst bij het inleveren van mijn uitrusting in Doorn. Ik miste, na 3 jaar tropendienst een gelaatsnet en had geloof ik een paar sokken te weinig. Ik zie nog de grijns op het gezicht van de man die me daarvoor fl. 18.05 op mijn tegoed inhield. Iedere militair had een kist mee aan boord met zijn eigendommen. Die kist werd nagezonden. Ik werd opgeroepen naar Rotterdam te komen voor de visitatie van mijn kist. Ik moest fl. 41.-. invoerrechten bij de douane afrekenen voor een paar Balinese beeldjes, die ik als souvenir in die kist had meegenomen.

Waardering voor OVW-ers

Wat ons betreft is het van waarde dat we de leuze ”Voor orde en Vrede”, waaronder we vrijwillig of dienstplichtig zijn uitgezonden, hebben geprobeerd waar te maken. Dat oorlogsvrijwilligers zich na de oproep van de regering meldden voor de strijd tegen Japan, vóór de atoombom was gevallen, wordt nergens genoemd. Zij waren bereid hun leven te wagen voor de bevrijding van Indië. Wordt dit ooit genoemd of is dit ergens in gewaardeerd ???

Later is toch overduidelijk gebleken dat de toenmalige overheid hen en ook ons als dienstplichtigen, heeft misbruikt “omwille van het gewin”. Sindsdien tracht men dat te verdoezelen door in geschiedenislessen op scholen deze periode eenvoudig weg te laten. Mag je een overheid, die mensen waarvoor zij de zorgplicht hebben behandelt nog wel overheid noemen? Hun optreden ten aanzien van de mannen die zo lang van huis waren en een groot aantal kameraden hebben moeten achterlaten mag men gerust schandelijk noemen.

Schatkist vullen

Nederland is waarschijnlijk het enige land waarvan de minister van financiën de legerleiding aanspoorde om een actie te beginnen omdat de bodem van de schatkist in zicht kwam. Dat werd dan de eerste politionele actie . Heel toepasselijk werd die actie PRODUCT genoemd. Voor ons was het daarmee duidelijk waarom we daar waren. Zou deze rekenmeester (minister Lieftinck) ook hebben berekend hoeveel slachtoffers het vullen van de schatkist zou gaan kosten? Zo in de geest van: x doden per miljoen gulden is aanvaardbaar?

Nog iets van recente datum!

Toen er kort geleden sprake was van verkrachtingen tijdens een patrouille, heb ik in de eerste berichten daarover op de radio gehoord dat het KNIL militairen betrof. Nadien echter alleen nog HET NEDERLANDSE LEGER. De Koninklijke landmacht dus. Neem van mij aan dat wij van de KL niet zo dom waren om ons daar aan te wagen. We waren gebrekkig opgeleid en onze uitrusting was slecht, maar we hadden goed opgelet bij wat onze dokter vertelde over geslachtsziekten.

Waktoe normal (normale tijd)

Nooit vergeet ik dat bij het bezoek, dat ik samen met mijn dienstvriend, Dick van der sluis, in 1995 aan het prachtige Indonesië bracht, wij als Indiëveteranen gastvrij en met enthousiasme werden ontvangen. De vraag van een eenvoudige kampongbewoner: “toewan, kapan waktoe normal kombali lagi? (Mijnheer, wanneer komt de normale tijd weer?) blijft me bij.

Lang verhaal

Ik realiseer me dat dit al met al een lang verhaal is geworden en ik niet alleen de kwestie Rawah Gedeh, maar ook andere feiten heb genoemd, die mij hebben geraakt en nog steeds bij me leven. Dat is niet zo verwonderlijk, want de” Indië missie” en alles wat hiermee samenhangt, heeft me nooit meer losgelaten!!

Er zijn nog veel meer onderwerpen in mijn computer! Interesse? Klik HIER om naar het CONTACTFORMULIER te gaan.

F.H. Dijkstra.
Oud dpl. sergeant inl. Dienst 3-9 R.I.
Sneek, 11 Aug. 2016