Ministerie van Defensie 28 juli 2013

Notities betreffende bezoek aan de ALGEMENE LEDENVERGADERING  van de Militair Rechtelijke Vereniging op 28 Juni 2013 in  het Ministerie van Defensie
te Den Haag, Het plein- Kalvermarkt complex, op uitnodiging van Mr. Pieter ’t Hart waarmee ik  bij de herdenking van 1-9 R.I. in Havelte kennis heb gemaakt.
Aan deze alg. vergadering  werd , samen met het  JURIDISCH NETWERK DEFENSIE  (JND),   een lezing verzorgd met als onderwerp:

DE SCHADEVERGOEDING ALS GEVOLG  VAN DE EXECUTIES VAN RAWAGEDE

Deze lezing werd gehouden door Landsadvocaat mr. Bert-Jan Houtzagers, werkzaam  bij Pels Rijcken
Omschrijving van het onderwerp was als volgt : In September 2011 is de Staat veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan een aantal weduwen van mannen die in 1947 zijn geëxecuteerd in Rawagede. Toenmalig Nederlands- Indië, en aan de overlevende  van deze executies.. Wat ging er aan deze veroordeling vooraf? Hoe verliep het proces?  Wat waren de overwegingen van de rechtbank en welke belangen speelden hierbij een rol?  Waarom is de staat niet in hoger beroep gegaan tegen de uitspraak en is er nu sprake van een precedentwerking?

Mr. Houtzagers stond de Staat bij in dit proces en was bereid gevonden om in zijn lezing onder meer deze vragen de revue te laten passeren.
In deze lezing kwam aan de orde om welke reden de kwestie van de schadevergoeding was gegaan zoals het is gegaan en waarom er geen andere weg meer is geweest. In feite kwam het hier op neer: de Staat meende aanvankelijk dat, gezien de afspraken met Indonesië over wederzijdse excessen en geen processen zouden komen en toen dat wel het geval was kwam van Nederlandse zijde verjaring aangevoerd. Het feit van de verjaring werd door Zegveld  bestreden en is zij door de rechtbank in het gelijk gesteld. Zodoende waren er geen mogelijkheden meer voor de Staat en moest worden betaald. Hierna werden door enkele deelnemers vragen gesteld over het hoe  en waarom en argumenten  geopperd, die mogelijk hadden kunnen dienen.  Argumenten , op
Juridische grondslag, die aan mij voorbij gingen.

Mr. Gazenbeek, de voorzitter, kondigde aan dat ik graag het één en ander zou willen vertellen over de werkelijke gang van zaken op 9 December 1947.
In mijn betoog heb geprobeerd duidelijk te maken dat de aantijging tegen 3-9 R.I. eenvoudig  technisch niet mogelijk was.  a. de actie op 9 Dec. van 3-9 R.I. was een eendaagse actie, die los stond van de grote actie die een week daarvoor werden uitgevoerd door een combinatie van KNIL en KST. Bij deze actie waren ook 3-9 R.I. ers toegevoegd, waaronder ik, omdat het ons bataljons vak was.   Hoeveel van ons er aan waren toegevoegd is me onbekend. Ik schreef  hierover in mijn dagboek: “zo hoeft het voor mij ook niet” . In de “ Javabode “ en de “ Nieuwsgier” (kranten die in Batavia uitkwamen) stond dat bij grote acties in het Krawangse ca. 150 extremisten waren  gedood. De leiding van deze actie was in handen van KNIL/KST .

De  actie op 9 Dec. ’47 werd uitgevoerd door drie groepen van 3-9 R.I. onder leiding van Majoor Wijnen, niet van 3-9, maar van de 2e infanterie brigade en tijdelijk toegevoegd aan de C. Comp.

Ik heb uitgelegd hoe dat ging, dat wij op de linkerflank flink tegenstand kregen hetgeen bewijst dat  Rawah Gedeh wel degelijk in handen was van een gewapende bende en de actie alleszins gerechtvaardigd was.  De aanleiding tot deze actie was het feit dat enige dagen voor 9 Dec. ’47  door de bendes ,die Rawah Gedeh als hun hoofdkwartier gebruikten, 28  mannelijke kampongbewoners met klewangs waren afgeslacht en  waarvan de lijken in de rivier, Tjitaroem, waren gegooid. Eén man had, ondanks dat hij een hauw in zijn nek had gekregen, kans gezien de overkant van de kali te bereiken en melde zich bij de militaire post is Krawang. Dr. Verhagen, bataljonsarts van 3-9 R.I. heeft de man in leven kunnen houden en naar Batavia laten vervoeren. De man heeft het er levend afgebracht. Naar aanleiding van dit feit  heeft 3-9 R.I. op 9 Dec. ’47 de actie ondernomen. Deze actie begon voor ons om ca. 6.00 uur en waren wij ’s middags  ca.  16.30/ 17.00 al weer terug. Hoeveel tegenstanders wij op de linkerflank kunnen hebben gedood is onbekend.  Voor ons was het een actie als zovele,  beschoten worden door zich
schuilhoudende bendeleden, terugschieten ,  en verder gaan.

Ik heb genoemd, dat in de korte  tijd, dat de centrum groep van de actie in de kampong Rawah Gedeh  is geweest, onmogelijk 431 mannen, vrouwen en kinderen kunnen zijn  vermoord.  Hoeveel patronen moet een groep van ca. 25/30 man niet bij zich hebben om dat te kunnen doen. Bovendien moesten zij  ook patronen bewaren voor op de terugweg.  Beelden op T.V. over R.G. laten  mannen zien in jungleoveralls en vrachtwagens.  Met vrachtwagens kon men daar niet komen. Rawah is Moeras en Gedeh is Groot. Daarom was het juist zo’n goede schuilplaats voor een bende. Ook voor 1942 was Rawah Gedeh een broeinest van rampokkers, zo wist ik van de gep. Ass. Wedana, waar ik, voor inlichtingen, contact mee had gezocht.

Zegveld spreekt nu ook niet meer over mannen , vrouwen en kinderen  die de handjes  niet een in de nek konden krijgen, maar over de mannelijke bevolking van R.G. Ik heb al die zaken die ik in diverse geschriften heb genoemd ook daar aangevoerd .  Over het Pamflet van Wamel en de onmogelijkheid dat dat van een 3-9 R.I er afkomstig kon zijn, over Parsifal, waar geen man van ons bataljon ooit iets over had gehoord, over de voorzitter van het COMMITEE ERESCHULDEN RAWAH GEDEH, die als journalist wonende in Hamburg ,daarvoor eerder in aanmerking kwam., over het feit dat door de bendes uit R.G. de kampongs die met ons meewerkten hebben overvallen, hun huizen in brand hebben gestoten en hen van  kippen, geiten enz. hebben beroofd. Ook dat ik, in 1948 toen het pamflet van Wamel nog onbekend ,was met 15 man naar R.G ging om de bewoners van  “onze” kampongs de kans te geven terug te halen wat van hen was gestolen. Zou ik dat hebben gedaan als ik had geweten van de moord op 431 personen , 6/7 maanden  daarvoor?  Ook heb ik genoemd dat Zegveld niet is opgekomen voor de weduwen van R.G. toen bleek dat deze weduwen nauwelijks iets kregen van wat hen was toegezegd en de dorpsoudsten  wel. Daarnaast heb ik laten weten dat pas na het verschijnen van het pamflet van Wamel bij 3-9 R.I. is onderzocht wat er op die dag aan  de hand was.  en men was te weten gekomen dat er een man in Wamel was geweest die aan schoolkinderen een aantal pamfletten had gegeven en  gevraagd had deze hier en daar in de brievenbus  te stoppen. Over dat er20 bendeleden waren  doodgeschoten en dat staat ook in de excessennota en in het verslag van de  Comm . van Goede diensten. Dat waren geen onschuldige burgers, maar juist die mannen die de onschuldige burgen in hun greep hadden. Voorts, dat Zegveld nu voor Zuid Celebes eenzelfde actie onderneemt, maar ik een excuusbrief bezit , gericht aan Westerling, waarin Kol. Natzier van de  het Ind. Inst. voor Mil. Historie,  verklaard hoe eerst 4000 en daarna 40 000 slachtoffers worden genoemd en waarin  deze Kol. Natzier een getal noemt van  572 , waarvan de helft niet door Westerling, maar door  een Indonesische  organisatie.

Ik heb gezegd dat dit nog maar een paar argumenten zijn, omdat anders het verhaal veel te lang zou worden en dat degene die meer wil weten een adres kaartje van me kon meenemen, waarop mijn e-mail adres. Ik zou dat uit mijn bestand het zó kunnen doorsturen.  Ik heb zelf aan zeker een achttal mensen, met wie ik na afloop sprak ,mijn e-mail adres gegeven en van het aantal wat op de bestuurstafel lag zijn er ook zo’n aantal meegenomen. Nu, na bijna een week heeft nog niemand gereageerd en om meer info gevraagd. Ik denk dat dat zo is, omdat men bang is daarna te worden “bestookt” met feiten, nu en in de toekomst en ook omdat  men van mening is dat er toch niets meer aan te veranderen is.  Dat 3-9 R.I. , door de betaling van een schadevergoeding, veroordeeld is , is van minder belang. Na afloop waren tijdens ”de borrel “ wel wat vragen, maar meer eigen verhalen. Verhalen die geen betrekking hadden op hetgeen ik had verteld.  Hoogstens, “dat was wel een interessant verhaal “ en “dit was nieuw voor mij”.  Toch kan het van veel belang zijn dat het in deze kringen nu eens  anders belicht is.  Ook de schromelijke
overdrijving die in Indonesië gebruikelijk is heb ik met voorbeelden aangetoond.

Van de namen  van deelnemers aan de bijeenkomst, heb ik maar enkele onthouden. Uiteraard was dat  Mr. Pieter’t Hart, Mr, Houtzagers, Mr. Gazenbeek Ook sprak ik met Kolonel Snellen, voorzitter van “het rechtsinstituut ( ? ) van het Ministerie van Defensie. Zij heeft ook mijn  e- mail adres gekregen.  In totaal waren er ca 50 personen  w.o hoge officieren van Leger. Luchtmacht en Marine Een enkeling was is burger, maar dat kunnen ook mensen geweest zijn van de beveiliging.